Een dubbelinterview
met Tom de Wit (directeur Amer 1983−2008) en
Rob Leek (huidige directeur Amer)
Een dubbelinterview
met Tom de Wit (directeur Amer 1983−2008) en
Rob Leek (huidige directeur Amer)
Hoe was de markt in 1983 en in 2013?
Tom: De start van ons bureau was behoorlijk spannend.
Gemeentes moesten ook in 1983 flink bezuinigen. Geen beste tijd om een bureau
te beginnen. De verplichtingen vanuit de WRO 65 op het gebied van de ruimtelijke
ordening waren echter duidelijk, dus dachten we, rustig aan starten, het werk
komt vanzelf weer. En dat was ook zo. Rob: Ook nu zit de bouw en dus ook de stedenbouw in een crisis. Echter met dat verschil dat we vooralsnog te maken hebben met een krimpende markt. Op dit moment is de opgave die aan gemeentes werd gesteld om alle bestemmingsplannen vanaf juli 2013 digitaal beschikbaar te hebben net afgerond. Gemeenten reageren nu veelal slechts op door derden geïnitieerde nieuwe ontwikkelingen. Het werk komt dus niet meer vanzelf.
Wie waren en zijn jullie
opdrachtgevers?
Tom: Opdrachtgevers waren bijna uitsluitend gemeentes.
Zij hadden een vaste relatie met een stedenbouwkundig bureau. Het bureau werd een
soort verlengstuk van de eigen dienst.
Rob: We hebben de laatste jaren een periode gehad met wisselde kontakten. Niet de oude vertrouwde relatie was bepalend, maar meestal de prijs. De offerte in concurrentie vierde hoogtij. Het enige voordeel kon zijn dat er contacten ontstonden met voorheen onbekende opdrachtgevers. Het ziet er gelukkig naar uit dat opdrachtgevers, door schade wijs geworden, niet alleen voor de prijs gaan, maar juist weer de vertrouwensrelatie herwaarderen.
Hoe is de omvang van het bureau
veranderd door de jaren?
Tom: We zijn met 5 mensen voorzichtig begonnen toen we
konden rekenen op een aantal gemeentes die in de crisis van 1983 voor ons
hadden gekozen. Daarna ging het eigenlijk tamelijk gemakkelijk. Gewoon je werk
goed doen, dan wordt je vanzelf elders gevraagd. Een heerlijke tijd van gestage
groei, naar uiteindelijk bijna 30 mensen en een vaste relatie met ca. 50 gemeenten. Rob: Ja, en het bureau had wellicht nog wel groter kunnen zijn.
Maar Amer heeft nooit de ambitie gehad om een groot bureau te worden.
Voorop stond om in een beperkte setting van toegewijde adviseurs een
hoogwaardig product te genereren. Het plezier in het werk was belangrijker dan
groei.
De trend om klein te blijven heeft ertoe geleid dat Amer met de donkere
wolk van de recessie in zicht zo snel mogelijk kon afslanken naar nu circa 10 formatieplaatsen.
Welke diepgang had de opgave van
vroeger en nu?
Tom: In de werkzaamheden stond het bestemmingsplan
centraal. Dat was het instrument waarmee de sterke groei en suburbanisatie in
die tijd werd gestuurd. De Wet Ruimtelijke Ordening van 1965 gaf de eisen aan
waaraan het bestemmingsplan inhoudelijk moest voldoen. De verplichting van het
voorafgaande gedegen onderzoek gaf de bureaus veel werk. We zorgden voor een
brede invulling, voor stedenbouwkundige ideeën en ontwerpen, voor de juridische
plannen, voor de begeleiding van het planproces en advisering bij de uitvoering. Rob: Het valt ons op dat er nauwelijks ruimte bestaat voor verdieping van de opgave. Tempo en budget zijn richtinggevend. Het stedenbouwkundig bureau wordt vaak slechts voor een onderdeel in de totale opgave aangetrokken. Gezien het feit dat stedenbouwkundige plannen vaak voor de eeuwigheid gebouwd worden zou wat meer budget voor stedenbouwkundig/landschappelijk onderzoek niet misstaan.
Hoe is het vakgebied veranderd, nu
tempo en budget zo bepalend is?
Tom: Diepgang en veelzijdigheid waren de noodzakelijke
kenmerken van het bureau en dus van de medewerkers. Vakmensen had je nodig.
Gemeentes moesten er blind op kunnen vertrouwen dat het werk, waarvoor ze zelf
vaak onvoldoende kennis in huis hadden, op de juiste manier werd aangepakt. Er
lag een grote mate van eigen verantwoordelijkheid bij de bureaus en je
bestaansrecht was, anders dan de controle maatschappij van nu, dus geheel
gebaseerd op vertrouwen.
Rob: De goede opdrachtgevers niet te na gekomen is een sturing op checklisten door jonge projectmanagers nu aan de orde van de dag.
De werktechniek was toen natuurlijk heel anders
dan nu. Kunnen jullie daar iets over vertellen?
Tom: Een graphos-pen, een rapidograph en sjablonen, een
typmachine en carbonpapier, wie kent ze nog? Pas eind 80er jaren begint de
computer langzaam betekenis te krijgen in ons vak. Eerst voor tekstverwerking
en geografische data, en later ook voor het tekenwerk. Voor die tijd was het
vervaardigen van tekeningen een heel speciaal ambacht. Rob: Tekenaars zijn nog steeds specialisten, maar dan op het digitale vlak. Echter ondanks de digitale technieken werken ontwerpers bij ons veelal nog met viltstift of pen om hun eerste ontwerpideeën op papier te zetten. Al snel wordt vervolgens een meer exacte tekening gevraagd voor cijfermatige controles of 3D-beelden. In de bestemmingsplannensfeer is volledig digitale aanlevering de norm. We werken met GIS waardoor alle data makkelijk gekoppeld kunnen worden.
Wat vond en vind je als directeur
van het team Amer?
Tom: Het was vanzelfsprekend dat je mee deed met
nieuwe ontwikkelingen in je vakgebied. Dat was niet alleen van bestaansbelang,
maar de ontwikkelingsdrang was een sterk natuurlijk kenmerk van het bureau. Het
bureau was van een overzichtelijke omvang en de saamhorigheid was groot. De
medewerkers identificeerden zich gemakkelijk met de functie van het bureau in
ons vakgebied. Er werd veel vrije tijd gestoken in het ontwikkelen van nieuwe
toepassingen. Het ging om het bestaan van “ons” bureau.
Rob: Het Amerteam functioneert nog steeds op die
manier. We zoeken naar betere methoden of naar nieuwe producten waarbij we de
veranderende vraag in de markt nauwkeurig volgen. Daarnaast zijn we kritisch op
het klakkeloos overnemen van door derden aangedragen oplossingen.
Wie
waren en zijn de eigenaren van het bureau?
Tom: Het bureau was een echte platte organisatie. Een
beperkte omvang, een groep hoog opgeleide mensen en weinig hiërarchie. Dat gaf
aanleiding de organisatiestructuur en het eigendom van het bureau daarop af te
stemmen. We kozen voor een combinatie van een b.v. en een stichting, waarin
iedere medewerker tevens mede-eigenaar van het bureau kon worden. In het model
kwam de sterke betrokkenheid tot uitdrukking van medewerkers bij het sturen van
het voortbestaan van ons bureau.
Rob: Nog steeds zijn de meeste mensen binnen Amer certificaathouder. Het gevoel
dat het bureau van ons is leeft dus sterk. De sfeer is onveranderd goed en de
collegialiteit groot.
Is het
uiterlijk van de collega’s met zijn tijd meegegaan?;-)
Tom: Het is altijd weer een feest om de
foto’s van onze beginperiode te bekijken, om de pioniersfase af te lezen uit
het (gekregen) meubilair en de attributen om ons heen. Ook wijzelf zagen we er
toen behoorlijk anders uit. Lang haar, volle baarden, een nette jurk of
minirok.
Rob: Ja dat uiterlijk is goed te zien op
foto's in Amer pinterest. De tegenstelling met de huidige look is groot,
denk bij de heren aan het korte haar of de kale koppen, de volle baarden zijn
vervangen door 1-dags baarden. Bij de dames is de nette jurk –bijna- verdwenen,
maar de minirok is gebleven! Nu niet in combinatie met een transparante panty
met naaldhakken, maar met een maillot of legging met laarzen. Tsja, of ze
hebben de broek aan..
Dé vraag: Amer en de toekomst?
Tom: Van 30 jaar geleden naar nu was een
weg waarin het bureau steeds meer een vaste plaats in de r.o. wereld kreeg. Het
bureau verwierf een stevige plek tussen de ca 50 stedenbouwkundige
adviesbureaus in Nederland. In mijn laatste jaren als directeur, na de
eeuwwisseling, veranderde ons werkveld drastisch.
Rob: Zoals in 1983 de huidige stand van technologie
nog niet te voorzien was, zo is niet te voorspellen wat er tot 2043 zal
gebeuren. Wat we wel weten is dat ons land nooit af is. Er ontstaan voortdurend
nieuwe wensen en ideeën. Er zal dus altijd een zekere stedenbouwkundige en
planologische ontwikkeling plaatsvinden De mensen van Amer zijn voortdurend op zoek naar
verbetering van onze dienstverlening, volgen studies om bij te blijven in het
vak en zoeken naar kansen voor opdrachtgevers.
Zoals je ziet Tom verandert er ook nu veel om ons
heen, maar met de saamhorigheid en kennis die Amer eigen is zoeken we daar met
veel gevoel en passie een toekomstbestendige koers in.
Ik verwacht dat er veel meer maatwerk geleverd moet
worden. De termen zijn: kleinschalig, gevoelsmatig, inlevingsvermogen naar
zowel burger als opdrachtgever. Deze termen zitten gelukkig in de genen van Amer
verankerd. Dat geeft hoop voor de toekomst.
Blog geschreven door Tom de Wit en Rob Leek